ToshioHosokawa(Hiroshima
°1955) vergelijkt muziek met kalligrafie. Dat
was de ingang voor beeldend kunstenaar George De Decker (Asse
°1951) - zelf ook een gelauwerd componist - om een reeks werken te maken,
geïnspireerd door strijkkwartetten van Hosokawa.
Wanneer
George
De Decker in februari 2014 van het Concertgebouw de opdracht krijgt om nieuw
beeldend werk te maken bij muziek van ToshioHosokawa, trekt hij zich terug in zijn atelier –
maar niet om meteen te schilderen. Eerst maakt hij een keuze uit het werk van Hosokawa, het
door het Arditti
Quartet schitterend uitgevoerde ‘SilentFlowers’, een compositie uit 1998.
Vervolgens
hangt hij in zijn atelier in Sint-Katelijne-Waver een reeks blanco doeken
(100/120 cm) aan
de wand. Penselen en tubes blijven onaangeroerd, eerst moet er geluisterd
worden. Keer op keer vult de muziek van Hosokawa de ruimte. Tot de strijkkwartetten - van
klank naar beeld - hun vertaling vinden op het witte canvas.
Dat De
Decker Hosokawa’s
metafoor van muziek als kalligrafie gebruikt als inspiratiebron, is niet
toevallig. Zelf altijd al gefascineerd door Japanse kunst, schildert hij met
een brede, trefzekere toets, haast ‘kalligraferend’ met verf
en inkt, waarbij
het penseel gehanteerd wordt zoals de pen bij het oorspronkelijke schoonschrift
in China en Japan. Daar wordt bij het kalligraferen gebruikgemaakt van een
'brede pen', een pen die in dwarse richting een smalle, maar in lengterichting
een brede streep trekt.
Er
ontstaat een reeks van acht doeken, die samen twee kwartetten vormen. De met
gemengde technieken geschilderde doeken groepeert hij onder de naam:“Fragmente
– Stille” (een
titel, afgeleid van de compositie van Luigi Nono – ‘Fragmente-Stille,An Diotima
(1979 – 1980) voor strijkkwartet’ - een werk dat ook door componist ToshioHosokawa
wordt gewaardeerd.
In de
dankbare betonarchitectuur van Robbrecht en Daem van het Concertgebouw in Brugge komt
deze reeks, aangevuld met ander werk van De Decker, perfect tot zijn recht. Of
hoe hedendaagse schilderkunst en architectuur een complementaire pendant kunnen
vormen voor de muziek van ToshioHosokawa.
De bronzen sculptuur aan de ingang van de nieuwe
gevangenis in Leuze – En - Hainaut is een metafoor voor de kracht van de
verbeelding. De Decker herdefinieert het ‘ecce homo’: zie de mens, en vooral: hoe hij mentaal kan overleven. Dat is
allesbehalve evident voor gedetineerden, die niet alleen fysiek op zichzelf
worden teruggeworpen. Wat hun rest – in hun noodgedwongen cocon van eenzaamheid
– is hun innerlijke stem. Niemand heeft de sleutel tot de camera obscura in hun
hoofd. De gedachten zijn vrij.
De Decker prikkelt met dit beeld aan het voorportaal
van een gevangenis ons vermogen tot interpretatie. Waarom staat die menselijke
figuur daar op z’n hoofd? En waarom
staat hij niet centraal op die hoge balk? Is het beeld een opmaat om het denken
(die laatste vluchtheuvel) te stimuleren van hen die gesanctioneerd worden met
hun verlies van vrijheid?
Het woord ‘mens’ betekent etymologisch ‘geest’. Met
De Deckers ‘ecce homo’ worden we uitgenodigd te luisteren naar onze innerlijke
stem, le bruit de la pensée.
4 beelden 210cmhoog, elk aan de ingang (brons op houten - Azobé- zuil van 7 m 10) in de hoofdgang licht koker 2 ( notenhout ) in de hoofdgang licht koker 4 (hout - Abachi -/ leder/ lood) tuin personeel (aluminium op betonnen sokkel)
I ontwerpen
24 juni 2013
26 augustus 2013
12 november 2013
25 november 2013
simulatie (beeld ingang & tuin personeel)
simulatie (beeld gang) 17 december 2013
II model in pur
(reële afmetingen 2m10 )
Venlo (Modec, Ndl), 8 januari 2014
III voorbereidingen brons en aluminium
bronsgieter Jos Boerekamps
Nederweert (Ndl)
Nederweert, 2 februari 2014 IV frezen houten beeld (notelaar)
3DWorks Cathérine Verdood Corry Heesterbeek Dirk Bigaré Frans Janssen Guy Reyné Guy Thyssen Guido De Bruyn Herman Geyskens Ivanni Jos Boerekamps Mie Robbe Modec Minneke Van Campen Linda Geyskens Petra Van Dorpe Philippe Segers (Eurodal)
Paderborn (D), 28 februari 2014 laatste maal in de oven
Plaatsing glasramen Leuze - En -Hainnaut 12 maart 2014
De schilderijen en het
grote glasraam dat De Decker ontwierp voor deze kunstintegratie-opdracht zijn
complementair met de vier sculpturen. Niet de mens staat hier centraal, maar
het landschap - waarin de mens wordt opgenomen: de verticale figuur van de
sculpturen wordt hier schatplichtig aan het horizontale.
Ook hier geen
vrijblijvend realisme bij De Decker: met een sterk grafisch en getemperd kleurenpalet
trekt hij de buitenruimte binnen in deze wereld achter tralies. Vormelijk
schildert hij een pendant voor het grilpatroon van het traliewerk:
Opvallend is de
muzikaal-repetitieve aanpak van George De Decker, zowel in zijn plastisch werk
als in de vier sculpturen. De Decker (niet toevallig ook een gelauwerd
componist) past de techniek van het thema met variaties toe, zowel op zijn
beelden (vier verschillende materialen op dezelfde mal), als in zijn schilderijen
en het grote glasraam. Net als de Vlaamse polyfonisten destijds de kunst van
het contrapunt beheersten, brengt hij met zijn penseel meerlagige structuren
aan, als een partituur waarin de stemmen tegelijk zelfstandig zijn en toch
harmonisch samenklinken. Kijken wordt luisteren. Waarmee De Decker aansluit bij
de boutade van Victor Hugo: “La musique c’est du bruit qui pense”. (GDB)